Staphorster Stipwerk is een met de hand bedrukte stof afkomstig uit Staphorst.  Deze volkskunst, die door toepassing van stempels, gemaakt van kurk en spijkers of spelden, vorm krijgt, wordt vandaag de dag nog beoefend ten dienste van de plaatselijke klederdracht.
 
Hoewel de naam anders doet vermoeden, is stipwerk niet van Staphorster origine. Rond de eeuwwisseling ontmoette de Staphorster stoffenverkoper F. Vloedgraven op de markt in Meppel een Drentse boerin, die een van bedrukte stof gemaakt jakje droeg. Dergelijke stof -zwart, bedrukt met witte bloempjes- zou uitstekend passen in de Staphorster klederdracht, oordeelde Vloedgraven. Na enig speurwerk ontdekte hij dat de stof gemaakt werd door Palthe in Almelo. Toen dit bedrijf met de productie van deze handbedrukte stoffen wilde stoppen, heeft F. Vloedgraven de daarvoor benodigde materialen overgenomen. Zo gebeurde het dat omstreeks 1928 het stipwerk in Staphorst z'n intrede deed. Aanvankelijk werd zwart satijnen stof bedrukt met kleine, witte bloempjes. Later werden er echter ook andere motieven ontwikkeld. Een broer van F. Vloedgraven, nu wijlen H. Vloedgraven te Rouveen, heeft destijds het eigenlijke stipwerk ontwikkeld, zoals dat vandaag de dag wordt toegepast op de daagse muts en op de kraplap.
 
Tegenwoordig kan stipwerk ook worden teruggevonden op uiteenlopende items zoals telefoonhoesjes, zonnebrillen en ondergoed, waarmee het collectief Staphorst is Hip, het Staphorster cultuurgoed in een modern jasje wil steken.

Sinds augustus 2013 staat het Staphorster Stipwerk op de lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van Unesco.

Een van de bekendste Stipwerkers uit Staphorst is Gerard Oosten.  Hij paste de techniek toe op hedendaagse producten en ontwikkelde een speciale verf die wasbaar is.  Hij gaf diverse masterclasses, onder andere tijdens de Dutch Design week en is de oprichter van de vakopleiding Staphorster Stipwerk. Voor verschillende beroemde modeontwerpers (Van Beirendonck en John Galliano) kreeg hij de opdracht om stipwerk te maken.

Stichting Staphorster Stipwerk www.staphorsterstipwerk.com


In de Media

http://staphorst.nieuws.nl/opmerkelijk/13558/staphorster-stipwerk-beleeft-wereldprimeur-modehoofdstad-parijs/

https://www.vogue.nl/artikel/john-galliano-gebruikt-staphorster-stipwerk-voor-zijn-maison-margiela-couture-collectie

http://www.rtvoost.nl/nieuws/default.aspx?nid=261889



Toelichting

door Wendelien Voogd
Het Staphorster stipwerk heeft sinds de plaatsing op de lijst van Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Niet alleen is de nationale en internationale bekendheid enorm toegenomen, maar ook is de overlevingskans van het ambacht sterk vergroot door de start van een vakopleiding Staphorster Stipwerk waar een nieuwe generatie het vak kan leren. Dat is mooi, maar toch is het goed om wat kanttekeningen te plaatsen bij deze ontwikkeling, want wie profiteren er nu eigenlijk van deze ontwikkeling?

In een uitgebreid artikel gepubliceerd in het Tijdschrift Volkskunde beargumenteren kostuumkenners JOHAN DE BRUIJN en JACCO HOOIKAMMER dat de voorvechters van de plaatsing van het Staphorster Stipwerk op de Nationale inventarislijst het met de authenticiteit van het Staphorster Stipwerk niet helemaal nauw hebben genomen.  Staphorster Stipwerk zou pas een vinding zijn van Staphorst, maar in werkelijkheid pas aan het begin van de 20ste eeuw van buiten het dorp te zijn geïntroduceerd. In de handleiding bij de vakopleiding Staphorster Stipwerk, wordt  wordt gezegd dat “De druksters zelf geen flauw vermoeden [hebben] dat
onder hun handen de steentijd herleeft.”. Terecht noemen De Bruijn en Hooikammer dit een staaltje van Rücklauf, oftewel geschiedvervalsing, het fabriceren van pseudowetenschapelijke historische en etnografische feiten om een bepaalde traditie extra gewicht te geven.

De plaatsing van een traditie op de lijst Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed is meer dan alleen een kwestie eer, maar heeft ook zeker een economische belang. Met een status als erkend erfgoed gaan poorten naar subsidies open en wordt veel publiciteit gegenereerd. Ook in Staphorst hadden er volgens de schrijvers verschillende partijen commercieel belang de plaatsing van het stipwerk op de lijst. Vertegenwoordigers van het lokale museum, van de nieuwe vakopleiding en de webwinkel “Staphorst is hip” die zitting hebben in het bestuur van de Stichting Staphorster Stipwerk hebben allen baat gehad bij de status van Staphorster Stipwerk als erkend nationaal erfgoed.

Maar wat levert deze status op voor de Staphorsters zelf, de stipwerksters en draagsters van het Staphorster Stipwerk?  De Bruijn en Hooikammer merken op dat de nieuwe kleurencombinaties en toepassingen die door de vakopleiding Stipwerk ontstaan niet door de draagsters en stipwerksters als typisch Staphorsts wordt herkend. “Weer die vreselijke bedrukte onderbroeken”, had een van de draagsters opgemerkt bij het zien van een tentoonstelling van hedendaags stipwerk in het Museum Staphorst. Terecht schrijven de Bruijn en Hooikammmer: “Stipwerk moet door de plaats op de lijst van immaterieel cultureel erfgoed levend blijven, maar vervreemding van de draagsters door de nieuwe gebruikers en het nieuwe gebruik is het gevolg.”

Het zou goed zijn als er in co-creatie met de traditionele draagsters en stipwerksters nieuwe methoden worden ontwikkeld waarmee het Staphorster erfgoed bewaard en leven gehouden zodanig dat iedereen zich daarin kan herkennen.

Bron:
JOHAN DE BRUIJN en JACCO HOOIKAMMER, “Als ze het maar netjes aandoen”. Nieuwe betekenissen van de Staphorster streekdracht. Volkskunde 4/2014


 


Terug naar het overzicht

release 1 januari 1928
vorm volkskunst
auteur niet van toepassing
producent niet van toepassing

 

Deel dit artikel