Documentaire geeft een beeld van een veranderend Staphorst, als tegenwicht aan de talrijke en hardnekkige clichés over Staphorst: een gemeenschap van strenge protestanten die zichzelf en anderen elk pleziertje ontzeggen, waar intentingenen en verzekeringen taboe zijn en iedereen in klederdracht loopt.

Uit de documentaire blijkt niets minder waar. Het dorp is aan het veranderen, maar één pijler van de gemeenschap blijft overeind: het geloof. Voor de Staphorsters betekent dat soberheid en bescheidenheid. Vandaar dat de televisie bij sommigen taboe blijft.

 

Bekijk de documentaire Op Staphorst online


Over de auteur:

Jaap Vermeer begon in 1969 als assistent programmatechnicus. Later werd hij programmatechnicus bij de NOS en raakte geïnteresseerd in de radiojournalistiek. Vermeer was sinds 1987 freelance programma- en documentairemaker onder meer voor de RVU, KRO, NOS en Radio Utrecht. 

Hij maakte als programmamaker grote en zeer succesvolle TV-documentaires voor de IKON (de atoombom op) Nagasaki, De Optimisten, en vooral Op Staphorst, de best bekeken en gewaardeerde tv-documentaire ooit. Sinds 1991 tot recent was Vermeer jaarlijks verantwoordelijk voor de organisatie van de RVU radioprijs voor jonge radiomakers.

 



Toelichting
Wendelien Voogd

Vermeers documentaire uit 1993 is een poging een genuanceerd beeld te geven van Staphorst, dat altijd geteisterd wordt door eenzijdige berichtgeving en sensationele journalistiek. 'Altijd staat Staphorst in de negatieve publiciteit' zegt een inwoonster van het dorp in de documentaire:  'Kijk eens hoe achterlijk het daar is. Dan zou ik ook zeggen van journalisten… weg ermee.'  Met dat wantrouwen jegens de pers en de televisie in het bijzonder is het lastig documentaires maken, maar Vermeer lijkt in eerste instantie het voordeel van de twijfel te hebben en wordt met zijn filmploeg in enige mate getolereerd, mits hij zich aan het voor Staphorst onverbiddelijke gebod houdt: Niet filmen tijdens de zondagsrust.

Vermeers filmploeg mag filmen bij de viering van het vijfjarig bestaan van coöperatieve zuivelfabriek en interviewt uitgebreid een Staphorster vrouw, die openhartig spreekt over het leven in het Overijsselse dorp en zich laat filmen tijdens een bezoek aan de zilversmid, waar zij haar traditionele oorijzers laat bijbuigen.

Ondanks het vertrouwen dat Jaap Vermeer in eerste instantie in het dorp geniet, lukt het hem niet om het meest orthodoxe deel van de gemeenschap voor de camera te krijgen. Personages die aanvankelijk hebben toegezegd, haken onder druk van de gemeenschap af: jezelf voorop stellen in een televisie-interview is een vorm van ijdelheid die niet bij past binnen de traditie van soberheid en bescheidenheid van het orthodoxe protestante geloof. Een genuanceerd beeld schetsen van een gemeenschap, waarvan de ene helft niet wil meewerken, blijkt daardoor een onmogelijke opgave en Jaap Vermeer gooit bijna het bijltje er bij neer omdat hij op zo’n manier niet de film kan maken die hij voor ogen had. Toch heeft hij begrip voor de Staphorsters die niet in beeld willen: 'Is het niet hypocriet om bezwaar te maken tegen het verstoren van besloten inheemse gemeenschappen elders in de wereld, terwijl we het van onze eigen inheemse gemeenschap vreemd vinden als men de deur voor ons gesloten houdt?', vraagt Vermeer zich in de documentaire af.

Door het gebrek aan beelden, moet Vermeer het hebben van veel commentaar, waardoor je bij tijd en wijle de indruk hebt naar radio te zitten kijken. Tegelijkertijd benadrukt het gebrek aan beelden goed de geslotenheid van de Staphorster orthodoxe gemeenschap en de obstakels waar de documentairemaker mee te maken kreeg tijdens het filmproces. Jaap Vermeer doet in de film zijn best een beeld te geven van een dorp dat niet stilstaat – er is een motorcross voor de jeugd en een disco op zaterdagavond – maar de indruk die vooral blijft hangen is van een uiterst gespleten dorp, van orthodoxen en minder strenge protestanten, die elkaar misschien wel helpen met sneeuwschuiven, maar elkaar op het laatste avondmaal niet ontmoeten. Daarmee is het toch weer een film geworden over het geloof en voegt het eerder een cliché toe aan de al bestaande vooroordelen, dan dat het het beeld van Staphorst nuanceert.

Zodra je in Staphorst hebt over kerk en geloof, kom je onherroepelijk de bekende cliché’s tegen over polio-inentingen en niet-verzekeren. Om een minder eenzijdig beeld van Staphorst te schetsen is het nodig op andere thema’s te focussen. Meer onthullend dan de verhalen over kerk en geloof in Staphorst is de scène waarin een vrouw een bezoek aan de zilversmid brengt en de wetenschap dat Staphorster oorijzers modegevoelig zijn. Volgens de zilversmid dragen jonge meisjes dragen de oorijzers steeds meer 'voorovergekanteld': 'Sommige meisjes hebben dat extreem gedaan, net of ze hun oorijzer boven op een kapstokje gehangen hebben. Zodat ze dat  nauwelijks kunnen ophouden, maar ja, die jonge grieten die luisteren niet naar ons. Wij zijn maar dat oude volk', zegt zilversmid Drost in de documentaire. Een prachtige vorm van jeugdige rebelsheid binnen een strenge traditie en een pareltje in de film.

Op Staphorst was één van de best bekeken televisie-documentaires ooit.


Beschouwing van Jaap Vermeer op Op Staphorst:

(Geschreven in oktober 2012 op verzoek van redactie Staphorst in Beeld.)

Het is augustus 1991 als ik in Staphorst aan mijn research voor een TV-documentaire begin. Het zal mijn tweede TV-documentaire moeten worden, op uitnodiging van de IKON. De eerste was ook voor de IKON geweest, over Nederlandse krijgsgevangenen die vanuit Nederlands Indië, na de capitulatie in 1942, naar Japan waren getransporteerd en daar als dwangarbeiders in Nagasaki in 1945 de atoombom op slechts 1600 meter meemaakten. Een dramatisch en historisch belangrijk onderwerp, waarover de betrokkenen destijds echter over het algemeen huiverig waren om de pers te woord te staan. Tijdens het dieptepunt van de Koude Oorlog maakte de discussie over het plaatsen van kruisraketten dat de meeste journalisten helaas weinig oog hadden voor het standpunt van veel ex-krijgsgevangenen dat die atoombom in Nagasaki juist voor het einde van de Wereldoorlog en voor hun persoonlijke bevrijding had gezorgd. Slechts een enkeling vond dat het middel van de atoombom veel te grof voor het beoogde doel en daarmee zelfs misdadig was. Mijn insteek voor een eerlijke, gewogen optelsom van de diverse ervaringen en standpunten van alle betrokkenen overtuigde. Uiteindelijk heeft een twaalftal in volledig vertrouwen indrukwekkend getuigenis kunnen afleggen over deze wereldgebeurtenis. Met die bagage en met 10 jaar ervaring als radio-documentaire-maker durf ik het aan om in Staphorst een poging te wagen het wijdverbreide, telkens herhaalde cliché-beeld minstens te nuanceren. Voor de IKON sluit dat aan bij hun ambitie om een goed vertegenwoordiger te kunnen zijn van alle stromingen binnen protestants Nederland.

In Staphorst begin ik bij het gemeentehuis. Burgemeester Plomp laat me weten dat het niet eenvoudig zal worden om het conservatief religieuze deel van de bevolking van mijn goede bedoelingen te overtuigen. Niet alleen door de ervaring dat journalisten hun levensinstelling toch niet begrijpen en dus maar weer een vertekend en schadelijk verhaal herkauwen en publiceren. De weerstand tegen televisie en film houdt nauw verband met een van de Tien Geboden, dat verbiedt om gesneden beelden te aanbidden. En verder leeft er sterk het gevoel dat met het consumeren van die media het hek van de dam is, omdat dat er dan automatisch ook naar als zondig beschouwde beelden gekeken gaat worden. Ook de loco-burgemeester, wethouder namens de SGP, H. Krol, bevestigt dat hij om dezelfde redenen niet aan een TV-documentaire kan meewerken, ook als hij het gevoel heeft dat mijn intenties zuiver zijn. Maar de burgemeester ziet een kans om zijn veel-beschimpte dorp in een nieuw licht te plaatsen. Hij raadt me aan zeker te gaan praten met succesvolle ondernemers als Brink van Plaattechniek BV en R. Roo van De Rollecate BV. Voor historische informatie verwijst hij me o.a. naar de museumboerderij en vooral naar Jan De Wolde, gepensioneerd gemeente-voorlichter, die door heel het land lezingen geeft.

Jan de Wolde blijkt inderdaad een zeer goede informant. Zijn kennis over de geschiedenis, de bevolkingssamenstelling en de kerkelijke verhoudingen in het dorp is schier encyclopedisch. Hoewel hij zelf niet tot de conservatieve stroming van het 'Gekrookte Riet' zoals in de Hervormde Kerk van centraal Staphorst en de verwante SGP behoort, voelt hij zich helemaal thuis in de behoudende boerengemeenschap Rouveen. Hij kerkt daar ook in de Hervormde Kerk, die zich op de rechter flank van de Gereformeerde Bond bevindt.

Jan de Wolde raadt me aan om me door de lokale kranten te laten interviewen om aan de Staphorsters duidelijk te maken wat mijn plannen zijn. En vooral ook wat ik tijdens mijn werk zeker niet zal doen. Inderdaad verschijnt er het volgende voorjaar, op 7 april, een artikel in de Reestkoerier waarin ik garandeer dat er niet op zondag gefilmd zal worden en dat ik namens de IKON bovendien kan beloven dat er ook niet op zondag zal worden uitgezonden.

Nu volgt een periode met vele, doorgaans zeer lange, maar vaak toch zeker niet onplezierige gesprekken om allerlei facetten van de Staphorster samenleving te leren begrijpen. Bij iedere nieuwe ontmoeting proef ik het jarenlang opgebouwde trauma van de miskenning door de journalistiek en de rest van Nederland. Telkens weer ben ik me bewust dat mijn nieren geproefd dienen te worden en moet ik aanvankelijk op eieren lopen totdat het ijs gebroken raakt en de gesprekken opener, zowel serieuzer als vrolijker kunnen worden.

Via Jan de Wolde kom ik in contact met de voorzitter van de Gereformeerde Bond Staphorst en omstreken. De heer Harm Trompetter en zijn vrouw hebben een klein boerenbedrijf en zijn net als iedereen hier aanvankelijk heel voorzichtig, maar tegelijk ook heel hartelijk in hun ontvangst. Tijdens meerdere bezoeken groeit er echt een soort band tussen ons. Ik merk dat zijn vertrouwen in mijn intenties groeit, dat hij merkt dat ik geen dubbele agenda heb maar eerder als een soort antropoloog oprecht nieuwsgierig ben naar hoe de mensen in zo'n conservatieve en religieuze gemeenschap met elkaar omgaan. Omdat het verloop van de gesprekken kennelijk ook aan anderen doorverteld wordt ontmoet ik in ieder geval in Rouveen steeds steeds minder aarzeling om mee te gaan werken als het filmen zal beginnen.

In het centrale dorp Staphorst bezoek ik de museumboerderij en ook de beheerder Dirk Kok lijkt er naar te snakken dat Staphorst eindelijk eens gunstiger in de pers gaat verschijnen. Hij vertelt over de tradities maar wijdt me ook in in de gevoeligheden in het dorp. Via hem maak ik kennis met een aantal prachtige, authentieke Staphorsters. Een ervan is een voormalige grote boer. De heer Koster is inmiddels 89 jaar, weduwnaar en alleen wonend sinds ook zijn vrijgezelle broer, een oud-wethouder namens de voormalige Anti Revolutionaire Partij overleden was. Hoewel dhr. Koster zich in menig opzicht conservatief noemt voelt hij zich verder modern; hij zegt steeds vooropgelopen te hebben op terreinen als landbouwmechanisatie, sport en politieke pluriformiteit. Hij heeft wel een radio, maar geen TV, waartegen hij 'als uitvinding' geen bezwaar heeft, maar wel tegen het vele 'misbruik' ervan. Hij is bereid mee te werken aan de documentaire, mits hij daarin ook de expliciete gelegenheid krijgt te melden dat hij geen voorstander van TV is. Dit is vooral omdat hij niet het risico wil lopen door de gemeenschap 'kaltgestellt' te worden. Hij lacht er wat bij als hij dat zegt en trekt weer eens aan zijn pijp, waarmee hij voortdurend as op zijn klederdracht- vest morst.

Vrij snel en spontaan wordt in Staphorst medewerking toegezegd door edelsmid Freddie Drost, die ook de vele historische filmpjes van zijn vader beheert. Ook Albert Dunnink van de Historische vereniging zal graag van alles over Staphorst laten zien. Alleen over zijn persoonlijke betrokkenheid bij van een van de 'volksgerichten' wil hij niet geïnterviewd worden, omdat dat een veel te omstreden onderwerp is. Ik laat dat voorlopig even rusten.

Zonder dat nog zeker is of de documentaire door kan gaan filmen we af en toe vast een eenmalige gebeurtenis die we niet willen missen. Een feestelijke jubileumdag van de Coöperatieve Zuivelfabriek is zo'n gelegenheid. De directie heet ons van harte welkom, maar we zijn wel wat gespannen hoe de in vol ornaat geklede boerenleden op onze camera zullen reageren. Gelukkig slagen we voor deze eerste testcase, wat hoop schenkt voor het vervolg van dit project.

Van alle kanten wordt me verzekerd dat iedereen in Staphorst met bewondering opkijkt tegen de zogenaamde 'bevindelijken', meestal mannelijke leden van de grote Staphorster Hervormde kerk, die een ervaring hebben gehad die ze als een teken van God beschouwen. Ik ga op bezoek bij een oudere boer in het buitengebied, die me vriendelijk ontvangt en best bereid is mij persoonlijk over zijn godservaring te vertellen. Als hij dat doet krijgt hij er zelfs de tranen van in de ogen, zo ontroerd is hij nog steeds zich een uitverkorene te weten. Maar meewerken aan een TV- programma wil hij absoluut niet. Een andere bevindelijke is toeschietelijker. Hij is een grote ondernemer en heeft de hele wereld bereisd. De tekenen van God die hij ontvangen heeft betroffen een uiterst riskante operatie en een als waarschuwing van God opgevatte gebeurtenis toen een deel van de familie tijdens de vakantie op een kermis verzeild raakte. Kermisvertier wordt door de orthodoxe gelovigen ook als uiterst zondig beschouwd, moet ik begrijpen. Maar deze grote ondernemer is toch ook wel een man van de wereld, die over de zondigheid van televisie in de eerste plaats een eigen verantwoordelijkheid aan de kijker geeft. Niet ieder programma vindt hij zondig en daarom is hij in principe bereid om aan de documentaire mee te werken, mits hij zijn personeel van de juistheid daarvan kan overtuigen.

Langzamerhand krijg ik het gevoel dat ik op de goede weg zit met mijn aanpak, vooral als ik ook in contact kom met Roelof Talen, een goedlachse jongeman die helaas gehandicapt is doordat zijn ouders tegen vaccinatie waren. Een moedige man ook, die zoveel mogelijk van zijn leven probeert te maken, zonder wrok jegens zijn ouders. Ook hij wil meedoen. Verder ontmoet ik mevrouw Wassebalie, boerin en weduwe van een voormalig CDA-wethouder, met wie het goed klikt.

Maar nog steeds moet ik wachten met filmen omdat sommige contacten nog steeds onzeker zijn. Het is inmiddels mei 1993. Ik doe een nieuwe oproep, nu in De Staphorster. Tussen wat radio- documentaires ga ik af en toe naar Staphorst om met sommigen de band verder te verstevigen.

Op een maandag bel ik met de oude boer Koster. Hij blijkt wat grieperig te zijn. Als hij een paar dagen later aan de beterende hand is bezoek ik hem met wat fruit en een flesje Beerenburg. We kletsen wat over de Staphorster actualiteit en ik krijg koffie geserveerd door zijn huishoudelijke hulp, die ik nog niet eerder heb ontmoet. Als ze even later begrijpt dat ik de man van de TV ben, zegt ze verbaasd tegen Koster: 'Je gaat toch zeker niet met die TV meedoen?' 'O, Jawel hoor!', zegt Koster. 's Avonds belt hij me op, met de mededeling dat hij zich toch terugtrekt, omdat hem duidelijk gemaakt is dat hij anders zijn huishoudelijke hulp wel kan vergeten. Dat kan hij zich als 89-jarige niet permitteren. Ik begrijp het. Maar het is wel een tegenslag.

Niet veel later laat ook de bevindelijke ondernemer weten dat zijn belangrijkste personeelsleden ontslag zouden nemen als hij met de TV in zee zou gaan. Ineens lijken belangrijke poten onder het project weg te vallen. Bij de IKON meld ik dat mijn geduld uitgeput raakt. Directeur Lejo Schenk weet hoeveel ik me ingezet heb en toont begrip. Later wordt ik toegesproken door Wim Neijman die me als ervaren rot bij dit project heeft begeleid. Hij maakt me duidelijk dat de directie mijn besluit om te stoppen weliswaar accepteert, maar dat het voor een kleine organisatie als de IKON ook een kostbaar besluit is vanwege de niet benutte research- en filmkosten. Ook vanuit Staphorst en Rouveen wordt ontzet gereageerd. Meestal wordt betoogd dat ik moet doorgaan omdat nog nooit eerder iemand zo ver gekomen is als ik. Eén van de mensen die dit argument hanteert, is Albert Dunnink van de Historische Vereniging. Aan hem en anderen maak ik duidelijk dat niemand in Nederland zit te wachten op zoetsappige verhaaltjes zonder allerlei bekende heikele kwesties te belichten. Ik zou mezelf in ieder geval een beroerde 'brood-journalist' voelen als ik me daaraan bezondigde. 'En jij kunt wel roepen dat ik niet mag opgeven, Albert, maar als ik de enige ben die zijn nek durft uitsteken dan is dat heus niet voldoende. Waarom ga jij niet met de billen bloot over je deelname aan zo'n volksgericht? Wees ook eens flink! Als je dat doet zonder met modder te gooien, zou het me verbazen als dat hier in Staphorst als nestbevuiling zou worden beschouwd.'

Welnu, Albert heeft zijn knopen geteld en besloten samen met andere betrokkenen over 'zijn volksgericht' te vertellen. En ik heb ook de knoop doorgehakt om toch door te zetten. Het is ook daarna beslist geen gemakkelijk project geworden. De documentaire werd uitzonderlijk lang, met heel veel tekstuitleg, want ik realiseerde me o.a. dat ontkerkelijkt Nederland uiteraard ook zou meekijken, zonder voorkennis b.v. van de verschillende protestantse stromingen die ook binnen de Staphorster gemeente leven. Evengoed kreeg ik kritiek te verduren, in enkele recensies van goed opgeleide critici die vonden dat ik veel te veel uitlegde en veel te veel begrip toonde, b.v. 'voor de alomtegenwoordigheid van de Vreze Gods en de van bovenaf gedicteerde verstarring van denkbeelden.' Dezelfde critici lieten tegelijk echter blijken niets te begrijpen van de fragmentatie binnen hervormd Nederland en ook niets van de botsing tussen traditioneel (Saksich) volkenrecht en ons algemeen geldende (Romeins) juridisch recht.

Ook ik vind dat de uiteindelijke documentaire 'Op Staphorst' beter had gekund, had gemoeten eigenlijk. Want het is me niet gelukt om tot de kern van Staphorst door te dringen. Maar ik kan het de Staphorsters niet kwalijk nemen dat ze daar in ieder geval in 1992 nog niet aan toe waren. Gelukkig voor mij, maar zeker voor Staphorst is de goede ontvangst bij het grote publiek geworden. Nooit eerder is er zo massaal gekeken naar een zo lange tv-documentaire. Eén miljoen mensen keek de gehele 86 minuten en waardeerde het programma hoog, gemiddeld met een acht. Ook sindsdien zijn dergelijke cijfers bij mijn weten niet meer behaald door een TV- documentaire. Daar ben ik natuurlijk wel een beetje trots op. En ook op het feit dat een van die uiterst conservatieve Staphorsters een brief schreef naar de directie van de vaak toch te progressief geachte IKON, dat ik met mijn aanpak eigenlijk 'een lintje verdiende'. Maar het meest zal me bijblijven het warme applaus van de opgeluchte Staphorsters na de voorvertoning in het gemeentehuis. Eindelijk dat trauma doorbroken. Eindelijk gerechtigheid...

Jaap Vermeer


 

 


Terug naar het overzicht

release 14 oktober 1993
vorm documentaire
lengte 80 minuten
camera Ruud Denslagen
regisseur Jaap Vermeer
producent IKON, Marie-Louise van Agtmael

Deel dit artikel