Het boek Van vrijen en trouwen op 't boerenland uit 1929 is een uitvoerige beschrijving van de zeden, gewoonten en folklore rond vrijen en trouwen op het Nederlandse platteland in de periode tot 1925. De uitgave beschrijft in geuren en kleuren het Staphorster ‘venstervrijen’ en de reacties daarop van de plaatselijke kerkenraad.

‘Nergens in Nederland, mogelijk zelfs niet in geheel Westelijk Europa, is dit nachtelijk verkeer echter zoo zeer algemeene volkszede gebleven als in het toch wel zeer kerksche Staphorst-Rouveen, waar een bevolking woont, van wie bekend is, dat zij den Sabbat heiligt en den Heere vreest, dat zij mede daardoor volgens velen ‘uitsteekt als een licht op den kandelaar!’ Maar al die streng-dogmatische levensopvattingen verhoeden niet, dat er (..) gezondigd wordt tegen het zevende gebed. Gezondigd niet in de verborgenheid, maar gezondigd onder de sanctie van de ongeschreven wetten der jongelingschap. Gezondigd met medeweten van zusters en broeders, vader en moeder, ooms en tantes, ja van de geheele clan-bevolking. (..) In 1660 gewaagt het Staphorster Kerkeboek reeds van ‘onordentlicke bijeenkomsten’, waartegen ‘de kerckeraat sich genoodsaackt vind om kercklick tegens de soodanige te procedereeren, want na het bevel Pauli wij gehouden sijn ons te onttrecken can een ijgelick Broeder, die ongeregelt wandelt.’’ (uit Van vrijen en trouwen op 't boerenland, 1929, p. 54)

Schrijver van Van vrijen en trouwen op 't boerenland, de enthousiaste maar ook omstreden folklorist D. J. van der Ven, ook grondlegger van het Arnhemse Openluchtmuseum, organiseerde in de jaren dertig van de vorige eeuw samen met de Staphorster wethouder Klaas Klooster lezingen met lichtbeelden in Staphorst en ronselde in streekdracht verklede Staphorsters voor folkloristische optochten en evenementen.  

Het Staphorster venstervrijen, of ‘kweesen’, werd ook door lokale expert Dirk Kok (zie Ter ere van de trouw, 2006) uitvoerig beschreven. Het raakte pas na de jaren twintig van de vorige eeuw in onbruik. In de jaren zestig verschenen er tralies voor de venstertjes, die vaak in de jaren negentig nog te zien waren.

ISBN: niet meer verkrijgbaar


Over de auteur

Dirk Jan van der Ven (Amsterdam, 1891) was een Nederlandse folklorist. Zijn echtgenote Dr. E. van der Ven-ten Bensel (1892-1982) was auteur van een aantal boeken over de volksdans.

Reeds op jonge leeftijd begon Dirk Jan van der Ven in een reeks van 10 dagboeken, getiteld Opmerkingen in de levende natuur, te vertellen over planten, bomen, vogels en wat hij verder tegen kwam bij lange voettochten. Hij begon zijn carrière als publicist in de jaren tien van de vorige eeuw, meteen na de HBS. Zijn artikelen – voornamelijk over natuur en platteland – verschenen in bladen als Eigen Haard, Buiten, Aarde en haar Volkeren en Mork’s Magazijn. Hij schreef ook over folklore en was in 1912 nauw betrokken bij de oprichting van het Openluchtmuseum (in Arnhem).

Het door hem georganiseerde Vaderlandsch Historisch Volksfeest op het terrein van het Nederlands Openluchtmuseum, in 1919, werd door meer dan 400.000 bezoekers bijgewoond. Het evenement werd gefilmd door verschillende filmmakers en werd een groot succes. Ook Van der Ven zelf ging het medium film gebruiken om nog meer mensen deelgenoot te maken van zijn folkloristische boodschap.

In 1922 was hij de bedenker van De Rijn van Lobith tot aan zee, een film die bekend zou worden onder de titel Rijnfilm, de eerste film die een groot deel van Nederland vanaf het water liet zien. In 1921 kwam zijn film De Lentefilm in omloop, daarna in 1923 De Zomerfilm, Neerlands volksleven in den Zomer en in 1926 De Oogstfilm, Neerlands volksleven in den Oogsttijd.

In Staphorst kreeg de folklorist D.J. van der Ven assistentie van de 22-jarige Klaas Klooster, later wethouder in Staphorst. Voor het Nationale Klederdrachtenfeest dat de folklorist in 1913 organiseerde in Amsterdam, zorgde de Staphorster Klaas Klooster voor foto’s en gegevens over typisch Staphorster gebruiken en regelde hij de deelname uit de gemeente. In het door Klaas Klooster opgerichte gebouw voor Volksonderwijs, hield D.J. van der Ven later lezingen met lichtbeelden, die, ondanks waarschuwingen van kerkbestuurders tegen de lichtzinnigheid van deze voorstellingen, druk werden bezocht.

D.J. van der Ven was niet onomstreden. De historicus Willem Frijhoff typeerde hem ooit als charlatan en na de Tweede Wereldoorlog kreeg Van der Ven, die in verschillende Duitse nazitijdschriften over volkscultuur had gepubliceerd, een publicatieverbod. Later werd D.J. van der Ven, net als de folkloristen Meertens en De Vries, enigszins gerehabiliteerd, onder meer in een gedetailleerde studie van Barbara Henkes (RuGroningen), die liet zien dat er te simplistisch geoordeeld was over de vooroorlogse volkenkundigen: ‘Niet alleen in politiek opzicht blijkt de scheidslijn tussen goed en fout niet eenduidig te trekken, ook de relatie tussen wetenschap en politiek blijkt complex.’ Van der Ven publiceerde, waarschijnlijk uit een combinatie van naïveteit en enthousiasme, in nazitijdschriften. Vaderlandslievend was hij overigens zeker; zo hield hij direct na de Duitse inval patriottische lezingen voor de Nederlandse troepen.


In de media

2005, Historisch Nieuwsblad nr. 7/2005: 'Een bruine wetenschap'

15-01-2006, 'De constructie van de volkskunde. Barbara Henkes 'Uit Liefde voor het volk'



 



Terug naar het overzicht

release 1929
vorm onderzoek
auteur D. J. van der Ven
uitgever De Spiegel, Amsterdam

Deel dit artikel